Basisbegrippen

Als je de eerste keer aan boord stapt zul je veel woorden horen waar je waarschijnlijk nog nooit van gehoord gehebt. Wij hebben er een aantal voor je op een rijtje gezet.
Benaming | Uitleg |
---|---|
Achterpiek | De ruimte tussen achtersteven of spiegel en het achterste waterdichte schot. |
Achtersteven | De achtersteven is de naam van de achterkant van het schip. De plaats waar de delen van het achterschip bij elkaar komen. |
Afgaand tij | Vallend water, afgaand tij of eb is een periode van ongeveer 6 uur, wanneer de waterstand daalt. |
Afmeren | Vastmaken van het schip |
Afschutten | Afschutten is het proces waarbij een schip door middel van een sluis van het hoger gelegen kanaalpand naar het lager gelegen kanaalpand wordt verplaatst. |
AIS | Automatic Identification System of afgekort AIS is een systeem gebaseerd op transponder-technologie waarmee de veiligheid van scheepvaart op zeeën en het binnenwater verhoogd wordt. Het is bedoeld om overzicht en informatie te bieden via interactie tussen de schepen onderling en met instanties aan de wal. |
Anker | Een anker is een onderdeel van de uitrusting van een schip dat overboord wordt geworpen om het schip vast te leggen op plaatsen waar niet aangemeerd kan worden. |
Ankeren | Het ankeren is het doormiddel van één of meerdere ankers ligplaats nemen op een ankerplaats. Ook het bijzetten van een anker bij het vastmaken aan een kade langs een rivier heet ankeren. |
Ankerkluis | De ankerkluis of kluisgat is een versterkte opening in de scheepswand voor het doorvoeren van de, aan het anker verbonden, ankerketting. De massieve ijzeren versteviging rondom het gat voorkomt dat door de grote krachten die op de ketting kunnen staan, de ketting de huid van het schip doorscheurt. |
Ankerlicht | Het ankerlicht is een of aantal rond schijnende witte lichten wat gevoerd moet worden als een schip op anker ligt. Overdag is het een zwarte ronde bol. |
Ankerlier | De ankerlier is een mechanisch werktuig aan boord van een schip om het anker te kunnen laten vallen of weer ophalen. |
Ankerplaats | Een ankerplaats is een plaats op de vaarweg waar schepen en drijvende inrichtingen met behulp van ankers gemeerd mogen liggen. |
Apenvuist | Een Apenvuist is een bol gevlochten touw waarmee een werplijn vanaf het schip naar de kade wordt gegooid. Als de roeiers de werplijn hebben, word er de meerdraad aangemaakt, en zo naar de kade getrokken. De bol fungeert als extra gewicht zodat de werplijn verder gegooid kan worden. |
ATIS | ATIS staat voor Automatic Transmitter Identification System. Het systeem zorgt voor automatische identificatie van portofoon of marifoon installatie’s op schepen in de kust- en binnenvaart. Marifoons en portofoons die op de binnenwateren worden gebruikt, moeten voorzien zijn van een ATIS-code. |
Autokraan | Schepen zijn vaak uitgerust met een autokraan. Een hijsmiddel voor het van en aan boord nemen van een auto. Het aan of van boord zetten van de auto gebeurd meestal bij een auto afzetplaats of autosteiger. |
Bakboord en stuurboord | Links en rechts. |
Ballast | Ballast is gewicht dat tot doel heeft het schip zwaarder te maken of waarmee men het schip wilt trimmen. Ballast kan gebruikt worden om het schip wat lager te laten liggen om onder een lage brug door te kunnen. |
Berghout | Berghout is de benaming die gebruikt wordt voor de beschermings- of stootrand rondom het schip. Het berghout bevindt zich meestal ter hoogte van het dek, of net iets daar onder. |
Beroepsvaart | Beroepsvaart is scheepvaart die voor commerciële doeleinden lading transporteren. Er zijn droge lading schepen, tankschepen maar ook passagiersschip vallen onder beroepsvaart. |
Betakeling | Een betakeling is een methode om het uitrafelen van de einden van een touw of lijn te voorkomen. De lijn wordt aan het einde zeer strak omwikkeld met takelgaren of dun touw. De uiteinden van het takelgaren worden onder de wikkelingen getrokken. De betakeling is geen knoop maar een manier om een lijn te verzorgen. |
Beting | Een beting is een zware door het dek stekende bolder die als trekpaal van een sleepboot dient. De sleepbeting, een H-vormige staalconstructie, bestaat uit één of twee zware verticale buizen of balken (monniken, spenen of speunen), die door het dek steken. Vaak zijn ze onderin het schip via een fundatie aan de kiel verankerd, met aan de bovenzijde een dwarsstuk (mosselwagen) om de lijn of tros te kunnen vastmaken. |
Betonning | Betonning is het met behulp van markeringen aangeven van vaarwegen in relatief ondiep water. Dit gebeurt door het plaatsen van tonnen, boeien en bakens. De wijze waarop dit gebeurt, is internationaal vastgelegd door de IALA in het IALA Maritiem Betonningsstelsel en binnen Europa door de SIGNI voor binnenwateren. •Het verschil tussen SIGNI en IALA betonning is de richting. •De SIGNI betonning wordt gelegd uit de richting van de bron van de rivier naar de zee. Dus met de rug naar de bron, daarbij komt dan dat de rechter oever ROOD en de linker oever GROEN is gekleurd. •Bij IALA wordt de betonning richting aangegeven met een pijl met twee cirkels erbij. Hierbij wordt de rechterzijde van het vaarwater GROEN en de linkerzijde van het vaarwater ROOD gekleurd, gezien de betonningsrichting. |
Beunschip | Beunschepen zijn schepen waarvan het ruim is uitegevoerd met een dubbele wand. De dubbele wand dient voor het drijfvermogen als het schip volledig met zand gevuld wordt. Beunschepen hebben een relatief klein ruim, maar omdat de lading die deze schepen vervoeren per volumeeenheid zwaar is kunnen deze schepen toch volledig afladen. |
Bijboot | Een bijboot is een klein bootje, dat gebouwd en bestemd is om op een binnenschip te worden meegenomen of als volgboot achter een klein binnenschip of jacht te worden gesleept. De bijboot dient vele doeleinden, waaronder die van reddingboot, het werken aan de buitenkant van het schip, het vervoer van en naar de wal, of het uitbrengen van een anker. |
Blauw bord | Een blauwe vlag of een blauw bord betekend dat schepen zich stuurboord op stuurboord passeren. Schepen voeren dan overdag een blauw bord en ‘s nachts een wit knipperlicht. De afvarende schepen weten dan welke zijde van het opvarende schip vrij is om te passeren. |
Blauwe kegel | Blauwe kegels zijn dagtekens die schepen voeren als ze gevaarlijke stoffen geladen hebben. Eén blauwe kegel is voor brandbare stoffen, twee blauwe kegels is voor giftige stoffen en drie blauwe kegels voor ontplofbare stoffen. ‘s Nachts zijn het blauwe rondom schijnende lichten. Vervoer van Gevaarlijke stoffen wordt geregeld in het ADN. |
Blokkanaal | Een blokkanaal is een kanaal in de VHF-marifoonfrequenties, dat door de verkeersposten en schepen wordt gebruikt voor de uitwisseling van berichten die betrekking hebben op de veiligheid van de scheepvaart. Het geldt voor een bepaald gebied, het gedeelte (blok) van de vaarweg. Zo’n gebied wordt blokgebied genoemd. |
Boeiing | Het boeisel of boeiing van een schip is de bovenste rand van de zijkant van het schip, het boord. Het boeisel bevindt zich boven het berghout en onder het potdeksel |
Boegschroef | De boegschroef, in de binnenvaart vaak kopschroef genoemd, is een schroef, die is gemonteerd in of bij de voorkant van een schip. Deze wordt gebruikt om de manoeuvreerbaarheid van het schip te vergroten. Een boegschroef geplaatst bij de achterkant van een schip heet hekschroef. Er zijn een aantal soorten boegschroeven. Water wordt met een schroef omhoog gezogen en via een kanaal naar links, voor of rechts geblazen. Er zijn ook boegschroeven met een liggend stuurrooster. Die kunnen 360 graden draaien. |
Bolder | Een bolder is een vast onderdeel van de scheepsconstructie, waarmee een schip aan palen op een walvoorziening, zoals een kade of een ander schip wordt vastgelegd. Op een bolder zijn meestal enkele bolderpennen aangebracht. Hiermee kan een steek op de bolder worden gelegd om een meertouw of draad vast te zetten. |
Boot of schip? | Een boot past op een schip, een schip past niet op een boot. In de meeste gevallen is een boot kleiner en wordt voor plezier gebruikt. Een schip is groter en wordt beroepsmatig gebruikt. |
BPR | Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) bevat de verkeersregels voor de Nederlandse binnenwateren. Zo staan hierin de borden en overige verkeerstekens vermeld, de te voeren verlichting, tekens en geluidsseinen voor vaartuigen, en de voorrangs- en uitwijkregels op het water. |
Buikdenning | De buikdenning, ook wel denning en in het vlaams buiting genoemd, is de vloer van het ruim van een schip, de laadvloer. Als deze van hout is, ligt hij ingeklemd. Een stalen vloer is vastgelast. Bij de tussenvorm ligt de houten vloer nog onder de stalen platen, die daardoor dunner (4-5 mm) kan zijn. |
Buiswater | Buiswater is water dat door de combinatie van wind, golven en snelheid over een schip slaat. Meestal over de boeg van een varend schip, maar bij harde wind kan het ook over de zij en het hek overslaan. |
Buitenhoofd, Benedenhoofd en Bovenhoofd | Bij sluizen zijn er twee of drie sluishoofden. Het sluishoofd aan de kant waar het water gewoonlijk het hoogste staat wordt bovenhoofd genoemd. Het andere sluishoofd heet dan benedenhoofd. Is het een sluis die uitkomt op getijde water of ruim groot water dan spreekt men respectievelijk van buitenhoofd en binnenhoofd. Het sluishoofd dat sluiskolken met een grote lengte in tweeën deelt, noemt men het middenhoofd of tussenhoofd. |
Bunker | Een bunker van een schip is de ruimte waar de brandstof voor de motoren tijdens de reis wordt opgeslagen. Een schip heeft er vaak meerdere. Het innemen van brandstof noemt men daarom ook bunkeren. Van oudsher was het kolen voor de stoommachine, later stookolie en gasolie. |
Bunkeren | Het tanken van brandstof, water of smeerolie. |
Container | Een container is een stalen kist waar door een meestal een containerschip lading in getransporteerd kan worden. Ook droge lading schepen nemen wel eens containers mee. De maten van containers zijn gestandaardiseerd. Voor de overslag van containers zijn kranen speciaal uitgerust met spreader. Er zijn verschillende soorten en maten containers. Gangbare maten zijn 20 voets, 30 voets 40 en 45 voets containers. |
Containerschip | Een containerschip is beroepsvaart dat speciaal is ingericht om lading in containers te transporteren. Het laadruim van een containerschip heeft markeringen waar de containers moeten staan. Ook kunnen er geleidingen in het ruim zijn om makkelijker de containers te laden. |
Dam | Een dam is een dwars door een water gelegen afsluiting, bedoeld om water te keren, te beheersen of voor het aanleggen van bijvoorbeeld wegen. |
Damwand | Een damwand is een grond- en/of waterkerende constructie, die bestaat uit een verticaal in de grond geplaatste wand. |
Deepwellpomp | Met een Deepwellpomp kun je de lading uit een tanker pompen. |
Dek | Het dek is een onderdeel van de scheepsconstructie. Het is het uitwendige vaste deel van een schip waarop gelopen kan worden. Het wordt ook gangboord genoemd. |
Deksman | Een persoon van minimaal 16 jaar die zonder opleiding aan boord werkt. Na drie jaar vaartijd wordt deze persoon matroos. Volgt de persoon een beroepsopleiding dan word het lichtmatroos genoemd. |
Den | De denneboom of kortweg den, is de opstaande kant van het ruim, vanaf het dek van een binnenschip. Op de den rusten de luiken. |
Deviatie | Deviatie is de afwijking van een magnetisch kompas. Deviatie speelt met name een rol op ijzeren schepen, waar het metaal van het schip invloed uitoefent op het magnetisch veld waarnaar het kompas zich richt. |
Diepgang | De diepgang van een vaartuig geeft aan hoe diep het in het water ligt. Het is de verticale afstand tussen de waterlijn en het laagste vaste punt, vaak het vlak of de kiel. De diepgang is een belangrijke factor bij de ruimte onder de kiel en daarmee bij de veilige vaart. |
Dijk | Een dijk is een door mensen aangelegde waterkering, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen. |
Doodtij | Doodtij is de periode van het getij waarin het verschil tussen hoog- en laagwater minimaal is. Het hoogwater is dan minder hoog dan gemiddeld en het laagwater is minder laag dan gemiddeld. Doodtij treedt eens in de ongeveer 14 dagen op en volgt gemiddeld ruim twee etmalen op het moment dat de getijkrachten van de maan en de zon haaks op elkaar staan en elkaar daardoor verzwakken. |
Draaibrug | Een draaibrug is een beweegbare brug. Het openen en sluiten van de brug gebeurd met een roterende beweging om een verticale as. Deze as staat meestal in het midden van het vaarwater waardoor er twee openingen voor de scheepvaart ontstaat. |
Dukdalf | Een dukdalf is een in het vaarwater staande zware paal of constructie waar vaartuigen aan vastgelegd kunnen worden. |
Duwbak | Een duwbak is een schip dat gebouwd en bestemd is om door een ander schip te worden geduwd. |
Duwboot | Een duwboot is een motorschip dat specifiek gebouwd is voor het duwen van duwbakken. Een duwboot kenmerkt zich door een korte vierkante bouw, voorzien van koppellieren voor het stevig verbinden van duwbakken tegen de duwboot tot een hecht geheel. |
Duwvaartsluis | Een duwvaartsluis is een sluis die voornamelijk bestemd of ingericht is om de duwvaart ten dienste te zijn. De grote sluizen op het Albertkanaal worden ook duwvaartsluis genoemd. |
Eb | Eb is een fase van het getij waarbij het zeewater daalt of afgaat. |
Echolood | Een echolood of dieptemeter is een apparaat aan boord van schepen die met geluidsgolven onder het schip de afstand tussen de bodem en het vlak kan meten. Hiermee kan gekeken worden of er nog voldoende water onder het schip staat. |
Fluitlicht | Een fluitlicht geeft aan welk schip er een geluidssignaal geeft. Het is een geel rondom schijnend licht op een groot motorschip dat tegelijk met de scheepshoord aangaat. |
FM200 | FM200 automatisch brandblussers geschikt voor gesloten omgevingen. FM 200 automatisch brandblussers geschikt voor locaties die af en toe of permanent onbemand zijn, of waar dan ook die een onmiddellijke blusreactie vereisen. |
Gaande houden | Gaande houden betekend een schip in de kop van de wind of stroming op de plaats laten liggen. Dit kan met een minimaal motorvermogen, men probeert ten opzichte van de grond geen snelheid te maken, maar alleen de stroming te overwinnen. |
Gangboord | Is het looppad (dek) aan de zijkanten van je schip. |
Generator | Apparaat om energie op te wekken. |
Geusje | Klein meestal rechthoekig vlaggetje. |
GPS | Global positioning system is de commerciële naam voor een wereldwijd satellietplaatsbepalingssysteem dat vanaf 1967 werd ontwikkeld voor gebruik door de strijdkrachten van de Verenigde Staten. GPS wordt gebruikt voor plaatsbepaling van schepen, en via AIS kunnen andere schepen de positie’s van de andere schepen op elektronische kaarten volgen. |
Hak | De hak van een schip is het onderste deel van het schroefraam, waarop de roerkoning scharniert. |
Hang | De hang is de buitenbocht van een rivier, dus het gedeelte met de grootste stroomsnelheid en ook meestal het diepste deel. De binnenbocht noemt men de oord. |
Haven | Een haven is een aanlegplaats voor schepen. Havens kunnen een groot gebied vormen met verschillende kleinere havens. Een haven kan voor de overslag zijn uitgerust met kranen om lading over te slaan. Er kan ook uitrusting zijn om vloeistoffen en gassen van tankschepen over te slaan. |
Hefdeuren | Hefdeuren worden vaak gebruikt bij sluizen die dubbelzijdig waterkerend moeten zijn.Sluizen met hefdeuren hebben een beperkte doorvaarthoogte. |
Hekanker | Een hekanker is een anker wat op het achterschip geplaatst is. Dit kan voornamelijk gebruikt worden als een schip niet rond kan gaan om met het voorschip in de stroom voor anker te kunnen gaan. Ook kan het worden gebruikt om verwaaien te voorkomen als er geen stroming staat waar men voor anker ligt. |
Hekschoef | De hekschroef, is een soort boegschroef, die is gemonteerd in of bij de achtersteven van een schip. Deze wordt gebruikt om de manoeuvreerbaarheid van het schip te vergroten. |
Hogerwal | De hogerwal is de zijde van het vaarwater waar de wind vandaan waait. De wind komt van hogerwal en gaat richting lagerwal. |
Hoogwater | Hoogwater is het tijdstip waarop het waterpeil in een getijdegebied maximaal is. Het tijdstip wanneer het water weer op het laagste punt staat heet laagwater. Er wordt ook gesproken over hoogwater als rivieren veel water afvoeren na hevige regenval. Zodra de stroming toeneemt en de waterstand van de rivier omhoogkomt is het hoogwater. |
Hoogwatermarkering | Hoogwatermarkeringen worden gebruikt om bij vooraf vastgestelde hoogwaterstanden op rivieren de scheepvaart te beperken om de veiligheid van dijken te garanderen. |
IALA | De International Association of Lighthouse Authorities (kortweg IALA) of voluit de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities is een internationale organisatie die zich bezighoudt met de wereldwijde harmonisatie van maritieme navigatiemiddelen, zoals betonning via het IALA Maritiem Betonningsstelsel. |
Insteekhaven | Een insteekhaven is een doodlopende haven die een hoek met een vaarroute maakt. Ze worden gebruikt voor goederenoverslag, werf of als keerpunt. |
Kade | Een kade of kaai is een beschoeide of gemetselde oeverstrook. Oeverstroken worden meestal wal genoemd. Kenmerkend voor een kade is dat in extra faciliteiten voor het aanleggen van schepen is voorzien, zoals een verhard loopoppervlak (hout, steen, beton) bovenop de wal, en palen om schepen aan te lijnen. |
Kanaal | Een kanaal is een waterloop die hoofdzakelijk door toedoen van menselijk handelen tot stand gekomen is. Kanalen worden gebouwd voor het vervoer van water in voedingskanalen naar kanalen geschikt voor scheepvaart, voor het vervoer van goederen en grondstoffen met schepen. |
Kanaliseren | Het kanaliseren of normaliseren van een rivier is het rechttrekken van een meanderende waterloop. De rivier krijgt zo het karakter van een kanaal. Het kanaliseren is bedoeld om het water sneller af te voeren, zodat de bovenstrooms gelegen landerijen minder wateroverlast hebben. |
Kapitein | Een kapitein, is aan boord van een schip de gezagvoerder en daarmee de eindverantwoordelijke aan boord. Bij schepen in de binnenvaart spreekt men van de schipper, hoewel op passagiersschepen de term kapitein wel wordt gebruikt. Als in de binnenvaart sprake is van continuvaart zullen er meerdere schippers of kapiteins aan boord zijn, waarvan er altijd op een bepaald moment maar één als gezagvoerder optreedt. |
Keersluis | Een keersluis is een schutsluis of een, op één of andere wijze, afsluitbare doorvaart, die alleen in bepaalde situaties, meestal bij dreigend hoogwater, gebruikt wordt. |
Kegelligplaats | Een kegelligplaats is een speciale ligplaats voor schepen, die door het verplicht voeren van 1, 2 of 3 blauwe kegels, of ‘s nachts blauwe lichten, aangeven gevaarlijke lading te vervoeren. Andere schepen moeten een bepaalde afstand tot deze kegelligplaats bewaren. |
Kentering | Kentering is het tijdstip iets na hoogwater en laagwater waarop het water stil staat en er dus geen stroming meer is. Dit moment is plaatsafhankelijk. Naarmate je verder landinwaarts komt, van het zeegat af, wordt het tijdsverschil tussen hoog- of laagwater en de kentering kleiner. |
Kikker | Een kikker is een voorwerp met twee tegenover elkaar staande uitstekende delen waarop een touw vast gelegd kan worden. Grote kikkers staan op duwbakken. |
Kilometerraai | Een kilometerraai is een bord dat geplaatst is langs een rivier of kanaal en de afstand aangeeft tot het begin van de vaarweg. Het geeft voor een schipper de positie van het schip aan en maakt het mogelijk daarover te communiceren of snelheid te berekenen. |
Kimmen | De kimmen zijn de overgang van het vlak naar de zij van het onderwaterschip. De kim is de plaats waar een schip op rust als het droog valt. Daarom is op die plaats dikwijls een extra versteviging aangebracht. |
Kofferdam | Een kofferdam is in het algemeen een ruimte tussen twee andere ruimten. In de scheepvaart is het een ruimte die dient om een scheepsruim of tank te isoleren van de naastgelegen ruimen of tanks. De functie is het voorkomen van contact tussen verschillende soorten lading en om te voorkomen dat bijvoorbeeld olie of chemicaliën kunnen doordringen in de machinekamer. |
Kolk | De schutkolk is de ruimte tussen de sluisdeuren van een sluis. De kolk kan meerdere vormen aannemen. De meest voorkomende vorm is een gladde sluis, waarbij het sluishoofd en de sluiswand precies in elkaars verlengde liggen. |
Kompas | Een kompas is een navigatie instrument om de richting ten opzichte van het noorden te bepalen. Het traditionele magnetische kompas bestaat uit een vrij opgehangen magneet, die zich onder invloed van het aardmagnetisch veld in een bepaalde richting opstelt, waardoor het mogelijk wordt om het magnetische noorden (of zuiden) aan te wijzen. |
Kop voor nemen | Kop voor nemen is een term uit de nautische navigatie. Een schip neemt kop voor als het in de opvaart is, rond gaat om de weg in de afvaart te vervolgen. |
Koppeldraad | Een koppeldraad is een flinke staaldraad met een strop. Koppeldraden zitten op koppellieren en die staan op duwboten, duwbakken en duwschepen. De koppeldraden worden gebruikt om de duwboot of duwschip met de bak te verbinden. Zo wordt een hecht samenstel gevormd als ware het één geheel. |
Koppellier | Een koppellier is een vast gemonteerde robuuste lier om duwbakken en duwboot stevig met elkaar te koppelen. Op duwbakken zijn de koppellieren meestal met de hand bediend. Op duwboten komen naast de hand bediende, ook elektrisch of hydraulisch aangedreven koppellieren voor. Op de trommel van de koppellier zit de koppeldraad. Een stevige staaldraad met een strop om de bakken en duwboot aan elkaar te koppelen. |
Koproer | Een koproer is een roer die geplaatst is onder de kop van een schip. Niet te verwarren met een boegschroef. Een koproer wordt gebruikt voor het makkelijker manouvreren. Een koproer werkt alleen als het schip iets of wat snelheid heeft of dat er stroming onder het schip door loopt. Op koppelverbanden worden uit de stuurhut bedienbare koproeren gebruikt voor bochtige rivieren zoals de Moezel. Een boegschroef heeft naarmate de snelheid van het schip oploopt minder effect, waar de koproeren juist het effect toeneemt. |
Krabbend anker | Een krabbend anker is een term van de nautische navigatie. Een krabbend anker werd in de tijd voor de boegschroef vaak gebruikt om de manouvreerbaarheid bij het achteruit varen gebruikt. Men liet het anker vallen, maar er werd net genoeg ketting gestoken dat het anker net de bodem raakt. Doordat het anker niet volledig op de grond komt, krijgt het onvoldoende grip om “goed te houden”. Hierdoor sleept het als het ware over de grond en beinvloed het de voorkant van het schip. |
Krib | Een krib is een kleine dam van stenen in een rivier. Kribben steken van beide oevers van de rivier de rivier in en worden om de ±100 meter aangelegd. |
Kunstwerken | Een kunstwerk zoals het in de waterbouw bedoeld wordt is een werk in de directe omgeving van een vaarweg. Dit kan een brug over of tunnel onder een kanaal zijn. Een sluis om hoogteverschil te overwinnen. Een scheepslift om een groot hoogteverschil te overwinnen. Maar ook aquaducten, kanaalbruggen, duikers, voedingskanalen, stuwdammen en bijbehorende meren zijn allemaal kunstwerken. |
Kwadrant | Een kwadrant is een onderdeel van de roerconstructie van zee- en binnenschepen. |
Laagwater | Laagwater is het tijdstip waarop het waterpeil in een getijdengebied minimaal is. De tegenhanger van laagwater hoogwater. Het tijdstip dat het water het hoogst staat. |
Ladingmeter | en ladingmeter is een mechanisch of electronisch systeem waarmee de hoeveelheid meestal vloeibare lading die in het ruim of tank zit, gemeten kan worden. |
Lagerwal | De zijde van het vaarwater waar de wind naar toe waait. Een schip zal zonder stuurcorrectie’s met de wind mee richting de kant waaien. Deze kant heet dan lagerwal. Het spreekwoord aan lagerwal raken komt hiervandaan. De zijde waar de wind vandaan komt heet hogerwal. |
Langzaamloper | Een langzaamloper is een grote dieselmotor met een maximaal toerental van 500-750 rpm. Deze motoren hebben vaak een kenmerkend geluid aan de uitlaat. |
Lateraalkanaal | Een lateraal kanaal is een kunstmatig aangelegde vaarweg om een stuk rivier af te snijden. Het word gedaan om een bochtig stuk rivier af te korten voor de scheepvaart. In Nederland is het Lateraal kanaal Heel Buggenum ofwel het lateraal kanaal bekend. Dit snijdt het stuk Maas van Linne naar Roermond af. In Frankrijk zijn meerdere laterale kanalen gebouwd om rivieren bevaarbaar te maken. |
Lekko | De kreet lekko wordt in de Nederlandse scheepvaart gebruikt bij het loslaten van bijvoorbeeld het anker of de trossen. |
Lichtlijn | Een lichtlijn of lichtenlijn bestaat uit twee bakens die ter navigatie van de scheepvaart gebruikt worden om aan te geven waar vaartuigen een veilige doorgang hebben bij ondiep of gevaarlijk vaarwater en ook gebruikt kunnen worden voor plaatsbepaling. Zowel overdag als in de nacht vormen de lichten en andere visuele hulpmiddelen een leidraad voor een veilige navigatie. |
Lichtmatroos | Een persoon van minimaal 15 jaar die een beroepsopleiding volgt. Na drie jaar vaartijd word deze persoon matroos. De deksman is praktisch hetzelfde, enige verschil is het wel volgen van een beroepsopleiding. |
Ligplaats | Een ligplaats is een plaats wat geschikt is voor het vastmaken van een schip. |
Lijzijde | De scheepszijde waar de wind vanaf waait heet lijzijde. De zijde waar de wind inkomt noemen we de loefzijde. Bij zeilschepen die geen gebruik maken van mechanische manieren van voortstuwing, zijn de loefzijde en lijzijde van belang bij de voorrangsregels. |
Linkeroever | De linkeroever van een rivier is de oever die zich aan de linkerkant bevindt wanneer men stroomafwaarts kijkt. |
Loefzijde | De scheepszijde waar de wind inkomt noemen we de loefzijde. De zijde waar de wind vanaf waait heet lijzijde. Bij zeilschepen die geen gebruik maken van mechanische manieren van voortstuwing, zijn de loef en lijzijde van belang bij de voorrangsregels. |
Loods | Een loods is een specialist met grote bekendheid van het plaatselijk vaarwater, die kapiteins en schippers adviseert bij het navigeren door een bepaald gebied. |
Loswal | Een loswal is een parallel aan de vaarwegas gelegen afmeergelegenheid, primair bedoeld voor de overslag van goederen uit of in een schip. Als de loswal niet parallel aan de vaarweg ligt, maar onder een hoek, dan heet het een insteekhaven. |
Luiken | Luiken sluiten het ruim af, zodat de lading droog vervoerd kan worden. Sommige luiken schuiven onder elkaar. Andere laten zich met een luikenkar stapelen. Moderne luiken worden van aluminium gemaakt, maar er zijn er ook van staal of polyesther. |
Luikenkar | Een luikenkar wordt gebruikt om aluminium luiken op te stapelen en zo het ruim toegankelijk te maken. Meestal bij een Friese luikenkap is er een luikenkar om de luiken te stapelen. |
Machinekamer | De machinekamer is een ruimte op een schip waar de hoofdmotor zich bevindt met een groot deel van het hulpbedrijf. Ook de ruimte waar de boegschroef ingebouwd is heet de machinekamer. |
Machinist | Een machinist is een persoon met een diploma machinist motordrijver van minimaal 18 jaar. |
Marifoon | De marifoon (maritieme telefoon) is een zend en ontvangstinstallatie in de VHF band, die in de scheepvaart gebruikt wordt. De marifoon is bedoeld voor gebruik in de maritieme communicatie en in het nautische berichtenverkeer over korte afstand. De plaatsing en bediening van een marifoon is aan wettelijke regels gebonden. |
Marifoon | Een matroos is een persoon van minimaal 19 jaar die als deksman voldoende vaartijd had of lichtmatroos die zijn opleiding afgerond had en hierdoor doorstroomde naar Matroos. Een matroos wordt na twee jaar vaartijd, zonder opleiding volmatroos. Met opleiding kan het al met een jaar. |
Middenhoofd | Bij sluizen zijn er twee of drie sluishoofden. Het sluishoofd aan de kant waar het water gewoonlijk het hoogste staat wordt bovenhoofd genoemd. Het andere sluishoofd heet dan benedenhoofd. Is het een sluis die uitkomt op getijde water of ruim groot water dan spreekt men respectievelijk van buitenhoofd en binnenhoofd. Het sluishoofd dat sluiskolken met een grote lengte in tweeën deelt, noemt men het middenhoofd of tussenhoofd. |
MMSI | De “Maritime Mobile Service Identity“ is een nummer, dat door de overheid wordt toegekend en aan het schip en Inland AIS-apparaat is gekoppeld. |
Normaal Amsterdams Peil( NAP) | Het Normaal Amsterdams Peil, meestal afgekort tot NAP is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland, Duitsland, Noorwegen, Zweden en Finland worden gerelateerd. |
Oever | De oever is de rand van een kanaal, rivier of meer. Bij een zee spreekt men meestal van de kust. Oevers kunnen natuurlijk of kunstmatig zijn. Kunstmatige oevers treft men aan bij gegraven wateren, zoals kanalen. Aan de stroomrichting van de rivier kan men onderscheid maken tussen de linker oever en de rechter oever. |
Ontmeren | Losmaken en wegvaren. |
Oord | De oord is de binnenbocht van een rivier, dus het gedeelte met de geringste stroomsnelheid en vaak ook het ondiepste gedeelte. De buitenbocht noemt men de hang. |
Opdraaien | Opdraaien is een term uit de nautische navigatie. Als een schip op de rivier met stroming in de afvaart is, dan rondgaat om in de opvaart zijn weg te vervolgen, of ergens aan te leggen. |
Opkomend tij | Rijzend water, opkomend tij of vloed is een periode van ongeveer 6 uur, wanneer de waterstand stijgt. Ook wordt hiermee de getijdestroom in deze periode aangeduid. |
Oplopen | Oplopen is een nautische term voor het in inhalen van schepen. In principe loopt het snellere schip aan bakboord van het opgelopene schip voorbij, indien er genoeg ruimte kan dat ook aan stuurboord. Schepen die elkaar voorbijlopen worden door de negatieve stroom naar elkaar toegezogen. |
Opschutten | Opschutten is het proces waarbij een schip door middel van een sluis tussen het lager gelegen kanaalpand naar het hoger gelegen kanaalpand wordt verplaatst. Van hoog naar laag heet afschutten. Het water wat in en uit de sluis loopt bij het schutten komt van het bovenpand. Dit water wordt van het hoog gelegen kanaalpand in de sluis gelaten en wordt schutverlies genoemd. |
Opvaart | Scheepvaart die vaart richting de bron van een rivier. Of richting het scheidingspand van een kanaal. Vaak wordt er ook bergvaart of te berg gebruikt, omdat dit ook aanspreekt bij Duitstaligen en veel schippers in Europa Duits verstaan. |
Overnachtingsplaats | Een overnachtingsplaats is een ligplaats, die de scheepvaart gelegenheid biedt tot overnachten. Dergelijke ligplaatsen of havens zijn niet bedoeld voor goederenoverslag of langdurig verblijf. In de regel geldt een maximum van 3 x 24 uur. |
Pand | Een pand of kanaalpand is een deel van een kanaal tussen twee sluizen. Een pand heeft meestal een streefpeil, of kanaalpeil wat de gewenste waterstand op het kanaalpand oplevert. |
Passagiersschip | Passagiersvaart is beroepsvaart speciaal ingericht voor het vervoeren van personen. Dit kan als rondvaartboot zijn voor dagjesmensen, maar ook hotelschepen die meerdere dagen over langere stukken varen. |
PBM | Persoonlijke beschermingsmiddelen |
Peil | Het peil is de hoogte of het niveau, van een vloeistofspiegel, doorgaans van water, ten opzichte van een referentieniveau. Het peil wordt ook wel de waterstand genoemd en kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater. Het peil wordt in België afgemeten aan de Tweede Algemene Waterpassing (TAW) en in Nederland gerelateerd aan het Normaal Amsterdams Peil (NAP). |
Peilschaal | Een peilschaal is een instrument om de stand van bijvoorbeeld water in een rivier of kanaal te meten. In Nederland word de hoogte ten opzichte van het NAP weer gegeven. Bij een brug word een omgekeerd peilschaal gebruikt om de doorvaarthoogte weer te geven. |
Peilvlak | Het gebied tussen twee sluizen, stuwen of gemalen in waar het water op dezelfde hoogte gehouden wordt. Voor elk peilvak is er, naast een referentiepeil, een hoogste en een laagste peil die worden vastgelegd in het peilbesluit. |
Portofoon | Een portofoon is een kleine draagbare marifoon voor gebruik op schepen. Portofoons mogen alleen VHF kanaal 15 en 17 gebruiken voor communicatie tussen stuurhuis en mensen aan dek. |
Potdeksel | Het potdeksel is de benaming die gebruikt wordt voor de bovenste rand van de romp van een schip, boven het boeisel. |
Puntdeuren | Puntdeuren komen meestal voor per twee deuren aan elke zijde van een sluis. Ze zijn ontworpen om altijd aan dezelfde kant het hoogste waterniveau te hebben. De deuren zijn te vergelijken met 2 binnendeuren die tegenover elkaar opgesteld zijn en naar dezelfde kant opendraaien. Wanneer deze gesloten zijn staan de deuren onder een bepaalde hoek waardoor de druk van het water de deuren helpt dicht te duwen. De punt wijst dus naar de zijde met het hoogste niveau. Deze deuren komen het vaakst voor. Deze deuren zijn ook terug te vinden in een sluis met getijde. |
RACON | Een Racon is een radarbaken. Dit radarbaken kan op een vaarwegmarkering zoals een ton gemaakt zijn. De Racon is duidelijk te onderscheiden omdat deze haar eigen bakenmarkering in morse weergeeft op het radarbeeld. Een lijn in morse vanaf de ton is dan zichtbaar. |
Rechteroever | De rechteroever van een rivier is de oever die zich aan de rechterkant bevindt wanneer men stroomafwaarts kijkt. Bij een rivier die van zuid naar noord stroomt is dit dus de oostelijke oever. De andere kant heet linker oever |
Rede | Een rede is een ankerplaats voor de kust van een haven waar schepen voor anker kunnen liggen. Een rede kan kunstmatig aangelegd zijn middels steigers of dijken of natuurlijk zijn ontstaan. |
Reglement onderzoek schepen op de Rijn | Het Reglement onderzoek schepen op de Rijn behandeld de voorschriften voor de technische eisen die aan binnenschepen en zeeschepen worden gesteld om in het Rijnstroomgebied te mogen varen. |
Remmingwerk | Een remmingwerk, remming of geleidewerk, is een constructie waarmee schepen worden afgeremd als ze een kunstwerk als een brug of sluis naderen of dreigen aan te varen. Daarnaast wordt ook remmingwerk geslagen om een schip de gelegenheid te bieden te wachten voor een gesloten brug of sluis . |
Rijkswaterstaat | Rijkswaterstaat is het uitvoerende orgaan van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in Nederland. |
Rijnkilometer | De Rijnkilometer is de stroomafwaartse afstand vanaf het punt waarop de Rijn bevaarbaar wordt, en die langs deze rivier wordt aangegeven door grote borden: de kilometerraai. |
Rivier | Een rivier is een natuurlijke waterstroom. Kleinere riviertjes komen samen en vormen zo grotere rivieren. |
RO-RO schip | Een roll-on-roll-offschip vervoert rollende lading zoals auto’s tractoren en vrachtwagens. Via een laadklep rijden de auto’s van een autocarrier het schip op en af. Vaak hebben deze schepen drie dekken. Het geheel ziet eruit als een varende parkeergarage. |
Roef | De roef is de woning van een schip. Deze is meestal achterop gebouwd, soms is er ook nog voorop een woning voor personeel. Achterop is de stuurhuis meestal verbonden met de roef. |
Roer | Een roer is een om een as, de roerkoning, beweegbaar profiel dat dient om een vaartuig op koers te houden of gecontroleerd van koers te veranderen. Er zijn vele verschillende type roeren, afhankelijk van de beschikbare ruimte en de vereiste manoeuvreerbaarheid |
Roerkoning | De roerkoning van een schip is een onderdeel van de roerconstructie bij een doorgestoken roer. Het is de as waaromheen het roer draait. Het draaimoment wordt geleverd door het kwadrant dat er op is gemonteerd of de helmstok. Als de schroef in een schroefraam draait scharniert de roerkoning op de hak. |
RPR | Het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) bevat de verkeersregels voor de Nederlandse Rijn en zijn uitmondingen van Bazel tot in de open zee, hetzij stroomafwaarts hetzij stroomopwaarts. De Lek en de Waal worden beschouwd deel uit te maken van de Rijn. |
Ruim | Het laadruim of kortweg ruim is het gedeelte waar de lading in geplaatst wordt. Dit kan los gestort worden zoals bij granen of kolen, of netjes gestapeld zoals containers. |
Scheepslift | Een scheepslift is een mechanische constructie die een bak water waar een schip in gevaren kan worden, verticaal kan verplaatsen. Het schip kan zo naar een hoger of lager niveau in een kanaal getild worden. |
Scheepsstabiliteit | Stabiliteit is de mate waarin een schip zichzelf weer op kan richten na uit zijn evenwicht te zijn gebracht. |
Scheepswerf | Een scheepswerf is een plaats waar schepen of andere drijvende objecten worden gebouwd of worden gerepareerd. |
Scheepvaartreglement Westerschelde | Reglement voor de scheepvaart op de Westerschelde |
Schiemanswerk | Schiemanswerk omvat alle handelingen en verbindingen die men met touw, staaldraad en tegenwoordig kunststof uitvoeringen daarvan, voor gebruik aan boord van schepen kan toepassen. |
Schipper | Een schipper is iemand die een varend beroep uitoefent en daarvoor de kennis, kunde, ervaring en de vereiste diploma’s bezit om als gezagvoerder van een schip te mogen optreden. Formeel is de gezagvoerder aan boord degene, die verantwoordelijk is voor de veilige vaart. In de praktijk is dat altijd een kapitein of schipper. In de continuvaart varen dus meerdere kapiteins of schippers aan boord, waarvan er op een bepaald moment altijd maar één de gezagvoerder is. |
Schroef | Een scheepsschroef is de meest gebruikte manier van voortstuwing van een schip. De scheepsschroef bestaat uit op een naaf geplaatste bladen die een schroefoppervlak beschrijven, vergelijkbaar met een ventilator of een vliegtuigpropeller. Doordat de bladen onder een hoek staan ten opzichte van de aanstroomhoek wordt een liftkracht opgewekt. |
Schroefas | De schroefas is een as die de hoofdmotor aan de schroef koppelt. De as gaat daarvoor door de schroefaskoker en daarin zitten één of meerdere afdichtingen om het water niet de machinekamer in te laten komen. |
Schutten | Schutten is het proces waarbij een schip door middel van een sluis tussen twee kanaalpanden met verschillend waterniveau wordt verplaatst. Van laag naar hoog heet opschutten, van hoog naar laag heet afschutten. |
Sectorlicht | Een sectorlicht of sectorenlicht is in de scheepvaart een lichtbaken dat alleen vanuit een bepaalde hoek te zien is of waarvan de kleur van het licht verandert afhankelijk vanuit welke richting het wordt waargenomen. Het wordt gebruikt om de veilige zone aan te geven op een ruim water, vaak in samenspel met lichtboeien, maar kan deze boeien ook vervangen. |
SIGNI | Signalisation des Voies de Navigation Intérieure (SIGNI) is een Europees betonningsysteem voor binnenwateren en sluit naadloos aan op het IALA-systeem (Regio A). Binnen het SIGNI-systeem is het van belang te weten hoe de oevers van een vaarweg worden benoemd en wat de betonningsrichting is. Hierbij worden de begrippen linkeroever en rechteroever gebruikt. Wat links is en wat rechts is, wordt bepaald door waar de hoge kant te vinden is. Vanaf de hoge kant komende (kijkende richting de zee) is rechts de rechteroever of rechterzijde gelegen en links is de linkeroever of de linkerzijde gelegen. |
Sleep | Een sleep is het geheel of samenstel van een of meerdere sleepboten en een of meer sleepschepen en of drijvende voorwerpen die achter de sleepboot gesleept word. |
Sleepboot | Een sleepboot is een relatief klein schip met een groot motorvermogen en een speciale trekschroef of schroef dat wordt gebruikt in de sleepvaart. |
Sleepschip | Een sleepschip is een binnenschip, dat gebouwd en bestemd is om te worden gesleept. Het heeft meestal geen eigen motor voor de voortstuwing. Slepen van een sleepschip gebeurt meestal door een sleepboot. De combinatie van sleepboot en één of meerdere sleepschepen noemt men een sleep. |
Slepen | Slepen is de term waar één of meerdere sleepboten een schip, bak, ponton, een drijvend werktuig of inrichting over het water voortbeweegt. |
Sluis | Een sluis is een waterbouwkundig kunstwerk in een waterkering tussen twee waterwegen met een verschillend waterpeil, dat dient om water te keren, maar dat door een beweegbaar mechanisme ook water of schepen kan laten passeren. Het hoogteverschil tussen de twee waterpeilen heet verval. Het proces van het ene naar het andere waterniveau gaan heet schutten. |
Snelloper | Een dieselmotor die gebruikt wordt voor het aandrijven van schepen. Het maximale toerental ligt boven 1000-1500 rpm. Snellopers hebben niet het kenmerkende geluid aan de uitlaat zoals langzamer draaiende motoren. |
Spant | De spanten van een schip zorgen voor het dwarsscheepse verband van de romp Spanten worden op regelmatige onderlinge afstand op de kiel geplaatst. |
Spits | Een spits is beroepsvaart van meestal 38,50 meter lang en 5,05 meter breed. De spits is een vrachtschip waarvan de afmetingen zijn afgeleid van de maten van de sluizen en kanalen in Frankrijk. |
Splitsen | Splitsen is een eindverbinding om een lus of strop aan een meertouw of draad te maken. Een belangrijk verschil tussen een splits en een knoop is dat bij een knoop een touw als geheel gezien wordt en bij een splits worden de afzonderlijke strengen (kardelen) van de draad gebruikt. |
Springeb | Springeb is tijdens het springtij optredende extra lage laagwater. |
Springtij | Springtij is de periode van het getij waarin het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. Niet alleen het hoogwater is dan hoger dan gemiddeld, het laagwater is dan ook lager dan gemiddeld. Springtij treedt eens in de ongeveer 14 dagen op en volgt gemiddeld ruim twee etmalen op het moment dat de getijkrachten van de maan en die van de zon dezelfde richting hebben en elkaar maximaal versterken. |
Springvloed | Springvloed is tijdens het springtij optredende extra hoge hoogwater. |
Spudpaal | Een spudpaal is een verticale buizenconstructie, waarmee schepen of pontons zichzelf kunnen vastleggen. Voorwaarde is dat het water ter plaatse niet dieper is dan de werkende lengte van de spudpaal. De diepte tot waarop een spudpaal bruikbaar is noemt men steekdiepte. |
Spuien | Spuien is een term uit het waterbeheer. Het betekend het lozen van water door een spuisluis, spuischuif of duiker. Spuien gebeurt met name op die plekken waar het water op buitenwater (de zee) moet worden geloosd. |
SRE | Scheepvaartreglement voor de Eemsmonding |
Scheepvaart reglement Gemeenschappelijke Maas | Besluit van 21 april 1994, houdende het van kracht verklaren voor de gemeenschappelijke Maas in Nederland van het Scheepvaartreglement Gemeenschappelijke Maas |
SRKGT | Reglement voor de scheepvaart op het Kanaal van Gent naar Terneuzen |
Stacker | Het plaatsen van stackers wordt “stackeren” genoemd. De uitdrukking is: de containers zijn gestackerd. Het apparaat dient om gestapelde containers aan elkaar te koppelen, zodat ze onderling niet verschuiven. |
Steek | Een steek is een combinatie van slagen en doorsteken van touw of staaldraad op een bolder of kikker om te voorkomen dat het touw verder langs de bolder kan vieren. Het wordt gebruikt bij het afmeren van schepen. De bolderpin van de bolder zorgt bij een steek ervoor dat het touw of draad zichzelf vast trekt. |
Steekeind | Een steekeind is een touw dat verhindert dat een binnenschip een voor- of achterwaartse verplaatsing maakt, als het is afgemeerd. |
Steiger | Een steiger in een haven is een stevige constructie en wordt gebruikt om schepen aan af te meren. De steiger kan van hout, beton of metaal zijn. Aanlegplaatsen bij sluizen kunnen ook steigers zijn. Meestal zijn op het steiger loopbruggen aangebracht zodat mensen van het schip af naar de wal kunnen. |
Straalbuis | Een straalbuis is een metalen koker die om de schroef is aangebracht. Dit verhoogd het rendement. Er zijn verschillende uitvoeringen. Vaste straalbuizen en straalbuizen waarmee ook gestuurd kan worden. |
Streefpeil | Het streefpeil is een waterstand waar naar gestreefd wordt om de actuele waterstand zo te beïnvloeden dat deze binnen vastgestelde grenzen blijft. |
Strekdam | Een strekdam is een dam in zee langs de kust, of een dam in een rivier langs de dijk, om afslag door golven tegen te gaan. Strekdammen worden ook aangelegd nabij havens om de daar voor anker liggende schepen te beschermen. Strekdammen in rivieren worden vaak gecombineerd met kribben, zodat de oever niet alleen tegen golfslag maar ook tegen de stroming beschermd wordt. |
Stremming | Een stremming is het sluiten van een vaarweg of object voor onderhoud of situatie’s waar er geen scheepvaart mogelijk is. Hoogwater of juist te laag water kan een reden zijn om een vaarweg te stremmen. Maar ook langdurende storingen aan kunstwerken in een vaarweg kan een stremming tot gevolg hebben. |
Stuurboord | Stuurboord is de rechterzijde van een schip, bakboord is de linkerzijde, gezien in de normale vaarrichting, naar de boeg toe gekeken. Door deze benamingen te gebruiken, vermijdt men verwarring. De benamingen duiden namelijk op de linker- en rechterzijde van een schip, niet van een persoon. |
Stuurhut | De plaats waar vandaan het schip wordt bestuurd. |
Stuurman | Een stuurman is een persoon die voldoende vaartijd als volmatroos heeft in de binnenvaart. Een stuurman assisteert de schipper of kapitein bij het varen. |
Stuw | Een stuw is een waterbouwkundig kunstwerk dat als doel heeft om water in een loop, beek of rivier op te stuwen. Stuwen kunnen vast of regelbaar zijn. Een vaste stuw geeft altijd hetzelfde peil. Bij een regelbare is er een inrichting (bijvoorbeeld een klep of schuiven) die er voor zorgt dat er in verschillende periodes een ander peil kan worden ingesteld. |
Stuwpeil | Het stuwpeil is een waterstand die op de gewenste hoogte (streefpeil) wordt gehouden door een stuw. |
Tankschip | Een tankschip of tanker is beroepsvaart speciaal ingericht voor het transporteren van vloeistoffen, gassen of poedervormige lading zoals cement. |
TEU | TEU (ook wel teu) is de aanduiding voor de afmetingen van containers. De afkorting staat voor Twenty Foot Equivalent Unit. 1 TEU is een container van 20 voet lang, 8 breed en meestal 8,5 hoog. In het metrieke stelsel uitgedrukt is een TEU 6,10 meter lang, 2,44 m breed en 2,59 m hoog. Een container van 40-voet lang geldt als 2 TEU. Het externe volume van 1 TEU is 1360 kubieke voet, dit is 38,51 kubieke meter. |
Trim | Trim is de langsscheepse helling van een schip. Waar slagzij in graden wordt uitgedrukt, gebeurt dit bij trim meestal in centimeters, het verschil tussen de diepgang voor en achter. Als een schip voorover getrimd ligt, noemt men dit koplast, achterover getrimd noemt men stuurlast. |
Tros | Een tros is stevig touw wat doorgaans dikker dan 25 millimeter is. Trossen of meerdraden worden gebruikt om schepen mee af te meren aan kades of sluizen. |
Vaarweg | Een vaarweg of waterweg is een water dat met schepen kan worden bevaren. Dit kan een rivier of kanaal zijn of een aangelegde geul in een verder ondiep water. Zeeën en diepe meren zijn ook vaarwegen, al worden ze in het algemeen niet zo genoemd. |
Variatie | De variatie of magnetische declinatie van een kompas is het verschil in richting dat veroorzaakt wordt doordat het ware noorden, dat samenvalt met de draaiingsas van de Aarde, niet samenvalt met de zuidpool van het aardmagnetisch veld. De magnetische declinatie is niet overal ter wereld hetzelfde, maar hangt af van waar ter wereld men zich bevindt. |
Veerboot | Een veerboot of pont is een brede platte schuit waar mensen en auto’s op kunnen rijden om naar de andere oever te kunnen varen. |
Verhalen | Verplaatsen van het schip over een korte afstand |
Verval | Het verval van een sluis of stuw, is de verticale afstand om van de ene kant naar de andere kant van de sluis te schutten. Het verval kan redelijk constant zijn zoals op kanalen, of variëren zoals bij zeesluizen waar het tij zorgt voor verschillende waterstanden en daarmee ook wisselend verval van de sluis. |
VHF | Met Very High Frequency of VHF worden frequenties in het radiospectrum aangeduid tussen 30 tot 300 MHz. De radiogolven hebben een golflengte van 1 tot 10 meter en worden daarom ook wel metergolf genoemd. Een andere benaming voor deze frequenties is ultrakortegolf, in het Duits aangeduid als UKW (voor Ultrakurzwelle). De marifoon en de portofoon werken op deze VHF band. |
Vlak | Het vlak van een schip, is de onderkant van het schip. |
Vloed | Vloed is een fase van het getij waarbij het water van de zee opkomt of rijst. De fase van afgaand of dalend water heet eb. Zowel vloed als eb ontstaan onder invloed van de massa van de Maan en de Zon. |
Voorpiek | De ruimte tussen de boeg en het voorste waterdichte schot |
Voortouw en achtertouw | Het voortouw en achtertouw verhinderen de zijwaartse verplaatsing. |
Voorspan | Voorspan is het voor het schip spannen van een sleepboot om de stroomsnelheid te overwinnen. Op de Rijn werd vaak een voorspan genomen om stroomopwaarts te varen. het slepen met een motorvaartuig (meestal een sleepboot), van een ander motorvaartuig (vroeger vaak een complete sleep, later vaak een duweenheid) waarvan de voortstuwing wel werkt. |
Vrijboord | Het vrijboord is de verticale afstand tussen de waterlijn en het laagste deel waar het water het schip in kan lopen. Het is van belang bij de veiligheid van schepen. Er moet bij een schip altijd voldoende vrijboord overblijven om veilig te kunnen varen. |
Wachtplaats | Een wachtplaats is een plek om een schip gedurende korte tijd af te meren in afwachting van een schutting, brugopening, laden of lossen. Een wachtplaats bij een brug of sluis is niet bedoeld om te overnachten. |
Walstroom | Walstroom is een begrip waarmee wordt aangegeven dat een schip gebruikmaakt van een aansluiting op het elektriciteitsnet van de wal. |
Wantij | Een plaats op een getijdewater waar twee tegengestelde stromen bij elkaar komen. |
Waterlijn | Bij een schip is de waterlijn het grensvlak tussen het gedeelte van de romp onder water en dat van het gedeelte erboven. |
Wrang | Een wrang is een dwarsscheepse versterking van het vlak van een schip. |
Wrijfhout | Een wrijfhout is een houten balk die aan een touw naast het schip gehangen wordt om de scheepshuid te beschermen bij het aanleggen aan kades of bij andere schepen opzij. Er zijn ook kunststof wrijfhouten. |
Zijkanaal | Kanaal gegraven van een bestaand kanaal naar een dorp of stad om deze te verbinden. |
Zwaaien | Als een schip 180 graden draait, wordt het zwaaien, opdraaien of kop voor nemen genoemd. Opdraaien is als men in de afvaart is, rond gaat en zo in de opvaart gaat. Kop voor nemen is als een schip in de opvaart is, dan rond gaat om weer in de afvaart te gaan. |
Zwaaikom | Een zwaaikom is een waterbouwkundig werk. Het is een verbreding van een kanaal of rivier om schepen de mogelijkheid te geven om te zwaaien, ofwel rond kunnen gaan. Meestal wordt een zwaaikom gebouwd in de buurt van laad en losplekken, en waar er verder geen andere mogelijkheden zijn om te draaien, zoals bijvoorbeeld insteekhavens. |
Zwierboom | Een zwierboom is een hulpmiddel aan boord van een schip. Een tegen of op de denneboom gemonteerde inrichting om een persoon aan de wal te zwieren als men niet tegen de kant kan komen. Deze persoon kan dan de meertouwen of draden aan de wal aannemen en vast zetten. |